Ik was van plan de grotendeels goede weg tot Songino, 216 km, over drie dagen te spreiden en begon met een luie ochtend: watervoorraad aanvullen aan een bronnetje, de lekke binnenband herstellen, wat lezen. Omdat er héél veel wind staat ging ik ervan uit dat ik mijn benzinevuurtje niet zou kunnen gebruiken 's avonds, dus ik wilde in het hotel nog middageten. Vis uit het meer, lekker maar te droog gebakken met alleen wat witte rijst erbij.
Op de foto mijn fiets in oorlogsuitrusting: vooraan 2 anderhalve liter flessen water boven op de fietszakken, in elke achterfietszak nog zo een fles, in de fietskader zo een vijfde fles plus mijn drinkbus van 1 liter. In totaal heb ik zo 8,5 liter water bij. Het kleine busje onder de horizontale buis bevat benzine voor mijn kookvuurtje. Met al het eten en mijn gewone bagage durf ik niet te schatten hoeveel gewicht ik meesleur.
Toen ik aan het einde van het meer kwam draaide de felle zijwind in de voor mij goede richting, zodat ik zonder inspanning vooruitgeraakte en voor ik het wist 128 km had gefietst, puur uit plezier weer op prima asfalt te rijden.
Het opzetten van mijn tent was niet evident. Ondanks dat ik beschutting heb gezocht achter een verhoging in het terrein waait de wind in vlagen furieus. Ik heb alle piketten helemaal de zachte grond in geduwd en er dan telkens een loodzware steen bovenop gelegd. Ik ben benieuwd hoe het slapen zal gaan. Gelukkig kan de wind in Mongolië ook plots helemaal ophouden. De instabiliteit van het weer is blijkbaar typisch voor hier. Het gezegde is dat je hier op één dag de vier seizoenen kan hebben. In de namiddag werd ik langs achter overvallen door een regenbui, nu is er amper bewolking.
vrijdag 19 mei 2017
Dag 8/36 onderweg
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten